“We zijn er nog lang niet in de strijd tegen ongelijkheid. Leer daarom ermee om te gaan, zeiden mijn ouders. Dat betekent niet je mond houden, maar je ertegen durven uitspreken. En ook weten dat het probleem niet bij jou ligt. Om dat vol te kunnen houden, is het belangrijk echt te genieten van het leven.”
Joyce Sylvester, Ambassadeur Diversity Day 2020
Pionieren kreeg ze met de paplepel ingegoten en dat bracht haar geen windeieren. Vanuit een sterke basis en door keihard te werken, schopte ze het – als eerste zwarte vrouw – tot (waarnemend) burgemeester van twee gemeenten, belandde ze in de Senaat en werkt ze nu als substituut ombudsman voor de Nationale Ombudsman. Joyce Sylvester sluit de rij van ambassadeurs voor Diversity Day 2020 met haar verhaal over de strijd tegen onrecht, omgaan met tegenslag en genieten van het leven.
Vaar je eigen koers
“Als ik iets in mijn hoofd heb dat ik belangrijk vind, dan ga ik op zoek naar mogelijkheden om dat te realiseren. Geen enkele weg is recht en ik houd van de verrassingen die ik onderweg tegenkom.”
Joyce dankt haar succes aan een combinatie van karakter, doorzettingsvermogen en ambitie. Van haar ouders leerde ze dat je altijd je eigen koers moet varen en daar liet ze zich niet vanaf brengen. Als elfjarig meisje wilde ze naar het vwo om haar dromen te kunnen waarmaken. Ze scoorde 86 procent bij haar eindtoets, maar kreeg desondanks het advies om naar de huishoudschool te gaan.
“Ik begreep het niet. Het maakte me kwaad en verdrietig. De school gaf aan dat de hoge score een uitschieter betrof, dat ik dat niveau niet zou volhouden. Maar ik had altijd goede rapporten en was gemotiveerd. Ik wist: hier klopt iets niet.” Haar ouders, die altijd in haar hebben geloofd, zijn gaan praten met een vwo-school. Al was dat zeer ongebruikelijk, toch mocht ze zelf haar motivatie toelichten. Ze kreeg de kans het op het vwo een jaar te proberen. Haar vaardigheden en intelligentie zorgden ervoor dat ze altijd moeiteloos overging naar het volgende schooljaar.
Bent ú de burgemeester?!
Als elfjarige werd haar niveau verkeerd ingeschat en dit zou haar vaker overkomen. Indertijd voelde ze primair boosheid, later leerde ze hier op een intellectuele manier tegen te vechten door het gesprek aan te gaan.
“In mijn functie als burgemeester kreeg ik regelmatig reacties als ‘bent ú de burgemeester?’ Dit maakte me niet boos, op een bepaalde manier was ik blij dat men het uitsprak. Als ik vroeg “waarom denkt u dat ik dit niet kan?”, kreeg ik bijvoorbeeld te horen dat men nog nooit iemand als ik in die functie had gezien. En dan wist ik, dat ik te maken had met eeuwenoude, stereotype beelden. Ik wist dat het niets met mij te maken had, maar met het vooroordeel dat een vrouw geen burgemeester kon zijn en een zwarte vrouw al helemaal niet. Uiteindelijk hebben we allemaal vooroordelen. Als je je daar niet van bewust bent, dan is een verschijning zoals de mijne confronterend.
Racisme is het probleem van de ander
Van huis uit heeft Joyce altijd geleerd dat discriminatie het probleem is van de ander. “Houd altijd je eigen koers vast. Een ander vindt het misschien raar dat jij op het vwo zit of senator bent. Maar vind je het zelf raar? En mijn antwoord was altijd: ‘Nee, ik vind het heel gewoon’.” Het is aan de ander om zijn of haar foute beeld bij te stellen. Het is begrijpelijk dat je er zelf verdrietig en boos van wordt, maar laat je er nooit door tegenhouden, is Joyce haar advies.
Toen ze een leidinggevende positie kreeg en iemand reageerde dat hij niet voor een zwarte vrouw wilde werken, was haar reactie dan ook “dan wordt het voor u tijd om te gaan solliciteren”. Als ze dergelijke situaties meemaakt, laat ze het eerst even rusten om eventuele woede en irritatie een plek te geven. Boos op iemand afstappen is zelden effectief. Als ze van mening blijft dat het niet klopt, gaat ze het gesprek aan. “Het kan zijn dat iemand dan zegt ‘excuses, zo had ik het niet bedoeld’. Dan geef ik mee dat ik het begrijp, maar dat het kwetsend is en een goed idee dit niet meer zo te zeggen. Soms gebeurt het dat iemand duikt. Dan geef ik aan: ‘je duikt nu weg, maar je hebt het wel gezegd. Ik wil het niet meer hebben want het staat onze relatie in de weg’. Ik maak van mijn hart nooit een moordkuil.”
Ook hier ligt een sterke basis aan ten grondslag. Als kind ging ze mee naar de voetbalwedstrijden van haar vader. Hij speelde voor Real Sranang, een club in Amsterdam. “Veel mannen uit Suriname sloten zich hierbij aan. Ze scoorden veel en wonnen meestal. Toeschouwers van de tegenpartij gooiden dan bananen op het veld en vaak ontstond er een vechtpartij. Mijn vader zei dan: ‘We spelen die mensen alleen maar in de kaart. Je kunt beter je gelijk halen door te scoren’.” De tactiek van de club veranderde. Wedstrijden werden niet langer gestaakt, bananen werden opgeraapt en in de prullenbak gegooid. Real Sranang speelde door en bleef winnen. Al heel jong zag Joyce: je kunt vechten, geschorst worden en de competitie verliezen. Of je gaat het gesprek met de scheidsrechter aan die had moeten optreden en gaat in overleg met de KNVB, maar wint wel die wedstrijd.
Geniet van het leven
“We zijn er nog lang niet in de strijd tegen ongelijkheid. Leer daarom ermee om te gaan, zeiden mijn ouders. Dat betekent niet je mond houden, maar je ertegen durven uitspreken. En ook weten dat het probleem niet bij jou ligt. Om dat vol te kunnen houden, is het belangrijk echt te genieten van het leven. Ik geniet ervan als de zon schijnt, van een kop thee of het bakken van een cake. Kunnen genieten van de kleine dingen, van eenvoud, zorgt ervoor dat je de grote dingen aankunt.”
Een mooi advies van Joyce Sylvester, ambassadeur van Diversity Day 2020.